-
1 deux
deux [deu]〈telwoord; ook m.〉1 twee ⇒ een paar, beide2 enkele ⇒ enige, een paar3 tweede♦voorbeelden:tous deux, tous les deux • allebeiêtre deux • met z'n tweeën zijnne faire ni une ni deux • zich geen tweemaal bedenkença fait deux • dat zijn twee geheel verschillende zakenen moins de deux • in minder dan geen tijdà deux • met z'n tweeënà nous deux maintenant • en nu is de beurt aan onsdeux à deux, deux par deux • twee aan twee, paarsgewijs〈 vulgair〉 de mes deux (testicules) • waardeloos, kloteentre les deux • er tussenin, zo'n beetje tussenbeide〈 spreekwoord〉 jamais deux sans trois • alle goede dingen bestaan in drieën, driemaal is scheepsrechtle deux novembre • twee novemberm, adj -
2 à deux
à deux -
3 être deux
être deux -
4 couper
couper [koepee]♦voorbeelden:¶ couper court à • een eind maken aan, de kop indrukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)snijden ⇒ afsnijden, opensnijden, knippen, (om)hakken, maaien6 stopzetten ⇒ tegenhouden, versperren♦voorbeelden:le froid coupe les mains, les lèvres • de kou doet je handen afvriezen, doet je lippen splijtencouper un organe • een orgaan verwijderenle vent coupe le visage • de wind snijdt in je gezichtle village a été coupé du reste du monde • het dorp is van de rest van de wereld afgesnedencouper avec les dents • af-, doormidden bijtencouper avec une scie • af-, doormidden zagencouper à travers champs • de kortste weg nemencouper l'eau, le courant • het water, de stroom afsluitencouper la fièvre • de koorts doen dalencouper le mal à, dans la racine • het kwaad met wortel en tak uitroeiencouper la retraite à l'ennemi • de vijand de terugtocht afsnijdencouper le vent • tegen de wind beschermença vous la coupe! • dat verbaast je!coupez! • stop! 〈 film-, geluidsopname〉〈 telefoon〉 ne coupez pas, s.v.p. • blijft u aan de lijn a.u.b.♦voorbeelden:il se couperait en quatre pour lui • hij gaat door het vuur voor hem1. v1) snijden, scherp zijn3) (door)snijden, afsnijden, knippen, omhakken, maaien4) amputeren5) schrappen [tekst]6) verwonden7) splitsen8) stopzetten9) tegenhouden10) aanlengen11) afnemen [kaarten]12) castreren2. se couperv1) zich/elkaar verwonden3) zichzelf tegenspreken, zich verraden -
5 moitié
moitié [mwaatjee]〈v.〉♦voorbeelden:il, elle est une moitié d'homme, de femme • hij, zij is zeer klein (van stuk)vers la moitié (du mois) d'octobre • ongeveer half oktoberà moitié • half, voor de helft, gedeeltelijk, grotendeelsà moitié chemin • halfweg, halverwegeà moitié fou • zo goed als gekgroupe de gens à moitié francophiles, à moitié francophobes • groep mensen deels Frans-, deels anti-Fransgezindagir, être, se mettre de moitié avec qn. • iemands compagnon, deelgenoot zijnles loyers ont augmenté de moitié • de huren zijn met de helft omhooggegaanpartager par (la), en moitié • (in tweeën) delen, halveren, door de helft doenpour moitié • voor de helftmoitié farine, moitié son • half kaf, half koren, het is noch het een noch het ander→ fautef1) helft2) echtgenote -
6 vous
vous [voe]〈persoonlijk voornaamwoord; ook onbepaald voornaamwoord〉1 jullie2 u3 je♦voorbeelden:à vous deux, vous y arriverez • met zijn tweeën zullen jullie erin slagenpronjullie, u, jij -
7 à vous deux, vous y arriverez
à vous deux, vous y arriverezDictionnaire français-néerlandais > à vous deux, vous y arriverez
См. также в других словарях:
Willy van de Kerkhof — Wilhelmus Antonius „Willy“ van de Kerkhof (* 16. September 1951 in Helmond) ist ein niederländischer ehemaliger Fußballspieler. Er spielte in der Eredivisie für den FC Twente aus Enschede und 15 Jahre für die PSV aus Eindhoven, mit der er… … Deutsch Wikipedia